14 juni t/m 30 juni 2024

donderdag 25 mei 2023

Patsy Kroonenberg speelt voor het eerst zichzelf en vindt dat best eng

We spraken theatermaker Patsy Kroonenberg over het maken van werk dat heel dichtbij je staat, over honden van papier-maché en over het huis waar ze in opgroeide.

Portret Patsy Kroonenberg door Lin Woldendorp
Foto: Lin Woldendorp, Schilderij: Robin Heyker

Patsy Kroonenberg studeerde in 2020 af als actrice en theatermaker aan de Hogeschool voor de Kunsten in Utrecht. Ze speelde o.a. bij Het Nationale Theater, Theater Sonnevanck, de Veenfabriek en Theater Oostpool en ze maakte de tragikomische solo Totale Treurnis. Thema’s die vaak terugkomen in het werk van Patsy zijn oprechtheid, ‘echte’ emoties, het alledaagse en hoe we ons daartoe verhouden. In november hoorde Patsy dat haar moeder terminaal ziek is. De afgelopen maanden werkte ze aan nieuwe voorstelling, Ons Huis. Op Tweetakt is het vooronderzoek van die voorstelling te zien. Ons Huis gaat, zoals Patsy zelf zegt, over ‘grapjes als overlevingsstrategie, over afscheid nemen voor altijd, over mijn moeder en daarmee hopelijk ook een beetje over die van jou.’

Wij spraken haar over de voorstelling, over het maken van werk dat heel dichtbij je staat en over het huis waar ze in opgroeide, dat een belangrijke rol speelt in de voorstelling. 

De schuingedrukte passages zijn door Patsy zelf geschreven. Ze komen uit het prozagedicht dat ze schreef binnen het kader van het vooronderzoek van Ons Huis.

Er is iets dat ik je moet vertellen voordat je in dit verhaal terecht bent gekomen: het zal goed zijn. Niet goed zoals een stof van goede kwaliteit kan zijn, of goed zoals een sprookje vol kan zitten met slecht. Maar goed zoals een winterdag in een café met lampjes en kaarsjes. Goed zoals een kind dat uit zichzelf op je schoot gaat zitten omdat ze besloten heeft dat jullie nu vriendinnen zijn. Goed zoals de bank bij mijn ouders goed is.

Ons Huis

Ons Huis is op veel manieren anders dan mijn eerdere voorstellingen. Ik werk niet met een script of andere maker, maar vanuit mezelf en met mijn eigen teksten. Dit wordt ook de eerste keer dat ik een persoonlijke voorstelling maak en mezelf speel. Tegelijkertijd sluit dit vooronderzoek goed aan op mijn eerdere werk, omdat ik daarin vaak oprechtheid en authenticiteit thematiseer. 

Zo gaf ik in De keer dat iemand iets probeert kaartjes voorbereid live opdrachten aan de acteurs, die ze op het podium zo goed mogelijk moesten uitvoeren, dingen als: probeer oprecht verdrietig te zijn. Of: probeer oprecht te genieten van je lievelings chips. Mijn afstudeersolo ging over een actrice die zoveel had geacteerd dat ze niet meer weet wat echt is. En in Totale Treurnis speelde ik iemand die pas de hemel in mag als ze echt iets heeft gevoeld. Het is wel passend dat in Ons Huis nu oprecht mezelf ga spelen.

 

Contradictio in terminis

Ik vind de vraag wanneer iets of iemand oprecht is interessant. Theater is natuurlijk per definitie niet oprecht, maar gespeeld. Maar oprechtheid kun je ook spelen en dat heeft iets spannends. Ik vind het leuk om te doen alsof ik mijn tekst vergeet en zo te spelen met wat echt en wat nep is. Zelf vind ik theater het best als het oprecht voelt, als je het idee hebt dat wat je ziet in het moment ontstaat.

 

Patsy speelt Patsy

Ik wil theater maken dat echt voelt, maar ik vind dat ook doodeng. Ik voel een enorme drang naar controle als ik op de vloer sta. Het idee dat ik ooit echt mijn tekst vergeet, is een nachtmerrie. Presenteren vind ik ook verschrikkelijk spannend. Want dan sta ik daar niet in een rol, maar als mezelf, als Patsy. Dat voelt intens kwetsbaar. 

Daarom vind ik het ook eng om nu een voorstelling te maken over mijn moeder, over een thema dat zo dichtbij me staat. Ik ben constant bezig met wat anderen ervan gaan vinden. Ik wil niet dat mensen denken: ‘Wat zielig voor Patsy’. En ook niet: ‘Patsy moet van het podium af en in therapie’. Het mag wel persoonlijk worden, maar niet privé. En zeker niet sensationeel. Mijn werktitel was eerst: ‘Mijn moeder is heel belangrijk voor me en ze gaat dood’. Daar voelde ik me later toch niet fijn bij. Ik merk dat ik mezelf censureer, dat ik steeds op de rem ga staan. Tegelijkertijd weet ik niet waar ik anders iets over zou moeten maken. Dit is het enige waar ik mee bezig ben. 

Iemand vraagt of ik lekker in mijn vel zit. Hij weet het en hij vraagt of ik lekker in mijn vel zit. Als ik zeg dat ik dat een vreemde vraag vind, legt hij uit dat hij het vraagt omdat ‘Hoe gaat het?’ zo groot is. Ik zeg dat ik deze vraag ook groot vind. Hij zegt dat ik gewoon kan antwoorden: ‘Nee, het was een kutdag, werk was kut.’ Ik zou willen dat een dag weer simpelweg kut kon zijn vanwege werk. 

Ik ben verdrietig. Ik word het niet steeds op plotselinge momenten. Ik ben het gewoon. Het is in me gekropen en het zit daar ook wel prettig. Ik ben de slaapzak-jas van mijn verdriet. 

 

Vasthouden aan goede dingen

Voor mij voelt het vanzelfsprekend dat een voorstelling over mijn moeder en haar ziekteproces over mijn ouderlijk huis gaat. Het huis, en het warme gevoel dat ik daarbij heb, is sterk verweven met mijn herinneringen aan mijn moeder. Het huis en alle spullen blijven wel. Toch voelt het alsof ik daar ook afscheid van moet nemen, want ik zal er nooit meer op dezelfde manier naar kunnen kijken. Als ik nu in mijn ouderlijk huis ben en het voelt fijn, zet ik mijn camera aan. Ik vind het belangrijk dat ik vast blijf houden aan alle goede dingen, dat die ook blijven bestaan naast alle verdrietige herinneringen. Daarom vertel ik in de voorstelling over het huis, over de fijne dingen en over vroeger.

Ze schrijft zinnen van anderen op. Die hebben beschreven wat ze voelt. ‘Weet dat de tranen die ik heb niet van verdriet, maar van geluk en ontroering zijn omdat het leven altijd zo goed voor me was.’ Ze huilt.

 

Een sprookjeshuis

Het huis waar ik ben opgegroeid is net een sprookjeshuis. Het ligt aan het strand, op een dijk. Het is zo’n mooi, oud huis met drie etages, hoge plafonds en heel veel kamers. Wat belangrijk is om te weten over vroeger: We waren altijd met z’n vijven: ik, mijn ouders en mijn twee zusjes. Drie keer twee staartjes, zei mijn moeder toen we klein waren. Het was een huis vol geluid. Mijn vader maakte muziek, mijn moeder werkte voor de radio. Elke avond stond de radio aan en dan hoorde ik haar op de achtergrond praten. Er waren constant mensen over de vloer, het was warm en gezellig, maar je kan je voorstellen dat het met drie meisjes ook chaotisch en rommelig was.

‘Mama luistert naar onze gesprekken, ze is niet in de kamer, en ze verbeeldt zich dat het zo zal zijn als zij er niet meer is. Dat we doorpraten. Dat we lachen. Spelletjes spelen. Ik wil niet dat zij er niet meer is als we die dingen doen. Ze hoeft niet altijd in dezelfde ruimte te zijn, maar wel ergens. Ik zit nu aan tafel in mijn eigen huis. En het geeft me een veilig, warm gevoel dat zij op de bank ligt. Dat papa naast haar zit. Dat ze televisie kijken. Dat ze opstaat, naar het groene kastje naast de bank trippelt, dat ze bonbonnetjes pakt en ze op een schaaltje legt. Dat ze dat doet. En het idee dat er een moment is in de toekomst dat ze dat niet meer doet terwijl ik hier zit, in mijn eigen huis, maakt me verdrietig.’

 

Levend ganzenbord in elke kamer

‘Mijn fijnste herinnering aan het huis was toen ik vijf werd, en een piratenverjaardagsfeest wilde geven op het strand. Het strand is heel groot, dacht ik, dus ik had wel 35 kinderen uitgenodigd, mijn hele klas. Toen ging het regenen en moest het feest opeens binnen. Mijn moeder had toen levend ganzenbord georganiseerd door het hele huis, in alle kamers. Mijn hele familie kwam om te helpen, mijn oom, tante en oma, iedereen had een eigen kamer.’

 

Als ik er niet meer ben

Een paar spullen in het huis die belangrijk voor mij zijn: de papier-maché-hond met sterren erop, die ik heb gemaakt en die midden in de woonkamer staat. Toen ik klein was vond ik dat niet leuk, want ik vond hem niet goed gelukt. Nu vind ik het leuk dat hij zo raar is en zo’n prominente plek heeft gekregen. Alle boeken van mijn moeder, die in stapels door het huis liggen. En het fuchsiaroze schilderij in de woonkamer van een huis. Toen mijn moeder ziek werd, gaf ze me een kaartje met een afbeelding van dat schilderij en de tekst: ‘Dan heb je ons huis overal bij je als ik er niet meer ben.’

Ik denk dat dit is wat goed is. Iemand kan doodgaan, weggaan, maar er zijn plekken waar zij was en nu nog is. 

Het vooronderzoek van Ons Huis speelt op 22, 24, 25 en 26 juni op Festival Tweetakt. 

onze nieuwsbrief ontvangen?

Schrijf je in en blijf op de hoogte van de laatste festivalnieuwtjes.

icon_arrow-back icon_arrow-prev icon_arrow-right icon_laicos-bf icon_laicos-gi icon_laicos-tt icon_laicos-ty spacer_wiggle-red icon_play